COVID-19 – medisch-ethische, zorgethische en onderzoeksethische aspecten
Terwijl het kabinet zich ten aanzien van het beleid om de coronacrisis te bestrijden laat adviseren door een Outbreak Management Team (OMT) met artsen, infectiologen, virologen en microbiologen, is het maatschappelijk debat over de crisis en de genomen maatregelen toch vooral een ethisch debat. In dit themanummer van het Tijdschrift voor Gezondheidszorg en Ethiek (TGE) staan drie veel bediscussieerde thema’s met betrekking tot COVID-19 centraal: de rol van leeftijd bij selectie voor een opname op de intensive care, de ethische veerkracht van verpleegkundigen en het in rap tempo ontwikkelde en onderzochte vaccin tegen COVID-19.
Een veelbesproken aspect uit het ‘Draaiboek triage op basis van niet-medische overwegingen voor IC-opname ten tijde van fase 3 in de COVID-19 pandemie’ is dat van leeftijd als relevant selectiecriterium. Het draaiboek hanteert – tegen een achtergrond van intergenerationele solidariteit – een indeling in generaties en onderbouwt dit met het zogenaamde fair innings argument. Kort gezegd: jongere generaties maken meer (morele) aanspraak op levensreddende zorg omdat oudere generaties meer kansen hebben gehad om verschillende levensfasen te doorlopen. Vanuit het perspectief dat iedereen in de loop van het leven zoveel mogelijk gelijke mogelijkheden moet hebben (‘fair innings’) is voorrang voor jongere generaties bij selectie voor IC-bedden te rechtvaardigen. Dat dit een heikel punt is, blijkt wel uit de poging van de Minister van Medische Zorg om het leeftijdscriterium wettelijk te verbieden. Elk leven is gelijkwaardig, zo stelde het kabinet, en loten zou rechtvaardiger zijn. De minister moest binnen enkele dagen bakzeil halen toen bleek dat het leeftijdscriterium op brede steun kon rekenen in zorg, maatschappij en politiek. Toch is het de vraag of het inzetten van fair innings wel leidt tot fair play. Onno Brinkman vindt van niet en hij onderwerpt het fair innings argument in dit themanummer (p.2) aan een nauwkeurige analyse. Anders dan de minister pleit Brinkman niet voor loting als alternatief, maar houdt hij een pleidooi voor het selecteren op kalenderleeftijd.
Het onmisbare werk van verpleegkundigen tijdens de coronacrisis kan rekenen op veel waardering. Niet zelden worden zij en andere zorgprofessionals ‘helden’ genoemd. Hoewel goedbedoeld kent het ‘heroïsche’ vocabulaire ook een keerzijde (Cox, 2020). Van helden wordt immers tomeloze en onbeperkte inzet verwacht. Helden zijn onkwetsbaar, maar die onkwetsbaarheid gaat niet op voor de talloze verpleegkundigen die in tijden van corona met veel moreel leed worden geconfronteerd. Linus Vanlaere en Roger Burggraeve (p.14) observeren dat verpleegkundigen gedurende de pandemie geregeld geconfronteerd worden met de onmogelijkheid hun werk te doen conform hun eigen morele maatstaven. Zaken zoals patiënten niet kunnen aanraken, niet kunnen troosten of bezoek de deur moeten wijzen kunnen leiden tot morele stress en zelfs ‘ethische kwetsuren’ veroorzaken. Dergelijke stress en kwetsuren vermijden vraagt om ethische veerkracht. Vanlaere en Burggraeve verdiepen zich in dit concept en kiezen daarbij nadrukkelijk voor een zorgethisch, relationeel perspectief dat is gebaseerd op het werk van de filosoof Levinas. Volgens hen schuilt ethische veerkracht niet zozeer in het individu zelf maar in het vermogen van verpleegkundigen zich te laten raken door anderen en patiënten en bewoners vanuit die relationele verbinding bij te staan.
Bij het verschijnen van dit themanummer is het vaccineren tegen COVID-19 in volle gang. Over dat vaccineren is aanzienlijk debat geweest rond bijvoorbeeld de prioritering van groepen en de veiligheid. De ontwikkeling van een vaccin tegen COVID-19 ging echter ook gepaard met boeiende onderzoeksethische problemen. Eén ervan staat ditmaal centraal in een casus die we bespreken in de rubriek Uit de praktijk (p.22). Omdat de werking van het coronavirus nog onvoldoende bekend is om een vaccin te maken, kan gebruik gemaakt worden van een ‘gecontroleerd humaan infectiemodel’. Het virus wordt dan toegediend aan gezonde vrijwilligers om de werking uit te vogelen en bijvoorbeeld de dosering van het vaccin te bepalen, een zog. ‘challenge study’. Een farmaceutische firma vraagt de European Medicines Agency (EMA) om advies over zo’n studie. Deze casus wordt van commentaar voorzien vanuit medisch, ethisch en juridisch perspectief. TGE-redacteur Karin Janssen van Doorn, werkzaam bij de EMA, schrijft een kort nawoord. De casus dateert van mei 2020, hoe staan de zaken er nu voor?
Literatuur
Cox CL. ‘Healthcare heroes’: problems with media focus on heroism from healthcare workers during the COVID-19 pandemic. Journal of Medical Ethics 2020: 46; 510-513.