Redactioneel

Het lichaam als bron voor ethische en filosofische reflectie in de gezondheidszorg

Dr. Gert Olthuis

Hoofdredacteur TGE 

Universitair Hoofddocent Medical Humanities

IQ healthcare, Radboudumc Nijmegen

E-mail: Hoofdredactie.tge@gmail.com

 

Dankzij antropologen en sociologen weten we dat ons lichaam verre van een vanzelfsprekend gegeven is (Moore & Casper, 2015; Shaw, 2015). Neem bijvoorbeeld de wijze waarop we omgaan met lichaamsvocht zoals bloed, speeksel, zweet, urine, ontlasting, tranen, enzovoort (zie Moore & Casper, p.72). Al deze verschillende vormen van vocht zijn omgeven door betekenissen – vaak van afkeer – en sociale normen. 

 

Opvoeders doen bijvoorbeeld verwoede pogingen om kinderen te socialiseren ten aanzien van toiletgang, snot, eten en drinken. Kinderen maken zich al doende de normatieve routines van zelfzorg eigen. Dat gaat vervolgens gepaard met een lucratieve markt van luiers, tissues, pleisters en allerhande ander materiaal om te voorkomen dat ons lichaamsvocht geroken en gezien wordt door de buitenwereld. Een vergelijkbaar proces doet zich voor met mondmaskers ter preventie van het verspreiden van aerosolen waarmee het coronavirus wordt overgedragen. 

 

Het lichaam is geen neutraal en vanzelfsprekend gegeven en dat geldt ook voor de gezondheidszorg. Bij dat lichaam in de gezondheidszorg lijkt er telkens sprake van een zekere ambiguïteit (Slatman & Flipse, 2019). Enerzijds wordt het lichaam benaderd als een object, als een natuurwetenschappelijk, fysiek ding tussen andere dingen. Deze benadering behelst een instrumentele, objectiverende kijk op het lijf. Anderzijds is er een door de fenomenologie geïnspireerde subjectieve benadering van het lichaam. Dat is het lijf waarmee we ons manifesteren in de wereld; waarmee we lopen en liefhebben, dat we verzorgen, wassen en aankleden. Dat is óók het lichaam waarmee we in geval van beperkingen door ziekte opnieuw betekenis moeten geven aan de ons omringende wereld. Vaak kan een patiënt niet meer alles wat hij of zij voorheen wel kon. We hebben een lichaam, maar we zijn het eveneens.

 

De rubriek Onderzoek & Reflectie bevat in dit nummer van TGE drie artikelen die elk op een eigen wijze het lichaam aangrijpen als bron voor ethische en filosofische reflectie. Het startpunt in de bijdrage van Eline Bunnik en Ineke Bolt is het biologische lichaam. Zij stellen ethische vragen bij de rol die epigenetica kan spelen in bevolkingsonderzoek naar kanker. Epigenetica, opgevat als de biologische mechanismen die betrokken zijn bij genregulatie, is bijzonder omdat het epigenoom beïnvloed kan worden door omgevingsfactoren en leefstijl en eventuele veranderingen ervan erfelijk zijn. Wat betekent dit wanneer epigenetische technieken onderdeel worden van grootschalige screening op kanker? Is het dan voor burgers nog mogelijk om vrijwillige en geïnformeerde keuzes te maken? En als de inzet van screening het vaststellen van risico’s wordt, en niet meer van ziekte, hoe moeten we de uitkomsten dan beoordelen? Leidt het inzetten van epigenetica tot een nieuwe conceptualisering van kanker?

 

Jacques Schenderling stelt een heel ander perspectief op het lichaam aan de orde. Het lichaam als een bron van organen waarmee na het overlijden van de donor levens kunnen worden gered. In zijn bijdrage inventariseert hij kritische stemmen in het debat over orgaandonatie. Dat doet hij langs twee patronen: anti-donatiereacties en pro-donatiereacties. Een belangrijk punt van zorg bij critici van orgaandonatie is de instrumentele omgang met het lichaam als object. Naast levensbeschouwelijke opvattingen, spelen ook ethisch geladen begrippen als respect en vertrouwen een rol bij deze kritische stemmen. Anesthesioloog Jan Bollen, gepromoveerd op orgaandonatie na euthanasie, reageert vanuit medisch perspectief.

 

Esther Schoots en Carlo Leget nemen tot slot het sportende lijf onder de loep. Want wat als een voetballer kampt met een blessure en aan de sportarts vraagt om een verdovende injectie te geven zodat een deel van een wedstrijd meegespeeld kan worden? Ook voor de sportarts geldt: allereerst, doe geen schade. De auteurs laten zien hoe een sportmedische morele dialoog kan helpen om dergelijke ethische dilemma’s te analyseren en tot een onderbouwd besluit voor het vervolg te komen. Daarbij speelt het lichaam als subject, waarmee een voetballer zich op het veld manifesteert, een centrale rol. Duursporter en filosoof Ron Welters wijst in een reactie op een onderbelichte vraag in de analyse van Schoots en Leget: waarom speelt de speler?

 

Literatuur

Moor LJ, Casper MJ. The body. Social and cultural dissections. New York: Routledge, 2015.

Shaw RM. Ethics, moral life and the body. Sociological perspectives. London: Palgrave MacMillan, 2015.

Slatman J, Flipse A. Lichaamsbeelden in de gezondheidszorg. In Pieters T, Widdershoven G. (red.). Basisboek filosofie & geschiedenis van de gezondheidszorg. Amsterdam: Boom, 2019, pp.199-218.

Deel dit artikel