Reactie

Bio-ethiek als zoekend evenwicht. Reflecties bij ‘Ectogenese als einde van abortus’

Dorian Accoe, MA en dr. Seppe Segers

 

Dorian Accoe, MA

Bioethics Institute Ghent, Universiteit Gent, Gent, België

 

Dr. Seppe Segers

Bioethics Institute Ghent, Universiteit Gent, Gent, België; Department of Health, Ethics and Society, CAPHRI & GROW, Maastricht University, Maastricht, Nederland

E-mail: Seppe.Segers@maastrichtuniversity.nl; Seppe.Segers@UGent.be

 

Ethische analyse van opkomende technologie vergt een inschatting van vooralsnog onbepaalde vooruitzichten. Die contouren worden scherper gesteld door pragmatische beoordelingen van relevante factoren in het heden en de nabije toekomst. Voor kunstmatige amnion- en placentatechnologie (KAPT) betekent dit dat de toepassing ervan als alternatief voor abortus provocatus – zoals beschreven door Wesselink en De Graeff (2022) – speculatiever is dan eventuele klinische toepassing in neonatale intensieve zorg waarvoor KAPT momenteel ontwikkeld wordt.

 

Uitgaande van een morele plicht om morbiditeit en mortaliteit bij extreem vroeggeboren neonaten te reduceren, is er een prima facie reden om deze technologie te ontwikkelen. Dit moeten we afwegen tegen andere moreel relevante overwegingen, waarvan ‘belendende’ morele beoordelingen omtrent abortus provocatus er slechts één is. Wetenschappers betrokken bij de ontwikkeling van KAPT bekritiseerden echter recent de kloof tussen deze bio-ethische analyses en de “realiteit van hoe KAPT functioneert en de materiele principes waarop dit gebaseerd is” (Usuda e.a., 2022). Hoewel KAPT de scheiding tussen beëindiging van een zwangerschap en foetale dood theoretisch mogelijk maakt, dient opgemerkt dat deze technologie op korte termijn bestaande en veilige (medicamenteuze en instrumentele) zwangerschapsafbreking niet kan vervangen.

 

Men kan stellen dat er ondanks dit pragmatisch bezwaar ruimte moet zijn binnen de bio-ethiek voor dergelijke speculaties. Tegelijk is er veel te zeggen voor het standpunt dat bio-ethische analyse zich primair zou moeten richten op KAPT, niet als een technologie die het ‘einde van abortus provocatus’ voorspiegelt – aangezien het daarmee mogelijk een vehikel wordt om abortusrechten terug te schroeven – maar wel als een technologie die toekomstige ouders met risico op het verliezen van hun gewenste vrucht kan helpen.

Ook als men pragmatische bedenkingen terzijde schuift, zijn er krachtige ethische argumenten tegen de veronderstelde morele plicht om de foetus, gefaciliteerd door KAPT, in leven te houden. Het is een cruciale morele overweging dat overplaatsing van de foetus van het lichaam van de zwangere naar de ‘kunstbaarmoeder’ (volgens de huidige technologische ontwerpen) een chirurgische ingreep veronderstelt – en dus raakt aan het belang van lichamelijke zelfbeschikking. Ook ruimere argumenten in termen van reproductieve autonomie kunnen worden aangedragen ter verdediging van conventionele abortus provocatus. Ethische analyses omtrent de toekomstige implicaties van KAPT zouden daarbij moeten uitgaan van een bevestiging en verzekering van conventionele abortus als essentiële gezondheidszorg, eerder dan als een ‘moreel probleem’ (Segers & Romanis, 2022).

 

Daarbij is het relevant om ongerustheden te vermelden over mogelijke gevolgen van KAPT voor abortuswetgevingen, vooral in rechtsgebieden waar toegang tot abortus gebaseerd is op ‘levensvatbaarheid’ van de foetus. De observatie dat KAPT de levensvatbaarheidsgrens naar beneden zou bijstellen, leidt tot bezorgdheden dat verwijzingen naar een (multi-interpretabel) concept als ‘levensvatbaarheid’ desgevallend een inperking van abortuszorg zou teweegbrengen. Betrokken wetenschappers temperen veronderstellingen over scenario’s waarin foetussen onder de 20-wekengrens ex utero voldragen worden (Usuda e.a., 2019). Hier opnieuw toont bio-ethiek zich als zoekend evenwicht tussen moreel relevante overwegingen en realistische verwachtingen tegenover opkomende biotechnologie. Voor wie het moreel belangrijk vindt om toegang tot abortus provocatus als essentiële zorg te verzekeren, en mogelijke klinische voordelen van KAPT overschouwt, is de wisselwerking tussen deze technologie, juridische kaders en sociaal-politieke invloeden een wezenlijk ethisch aandachtspunt.

 

Literatuur

Segers S & Romanis EC. Ethical, translational, and legal issues surrounding the novel adoption of ectogestative technologies. Risk Manag Healthc Policy 2022; 15, 2207-2220.

Usuda H, Saito M, Watanabe S et al. Reply. Am J Obstet Gynecol 2019; 221, 369–70.

Usuda H, Watanabe S, Hanita et al. Artificial placenta technology: History, potential and perception. Placenta 2022 (conceptpublicatie), doi:10.1016/j.placenta.2022.10.003

Deel dit artikel