AI in de zorg – alien, compagnon of op te voeden peuter?
Er is een soort buitenaards wezen in de gezondheidszorg te zijn geland. Soms toont het zich als briljante assistent, die met chirurgische precisie patronen herkent waar professionals ze over het hoofd zien. Soms verschijnt het als een wat onbeholpen klusjesrobot die menselijke interactie nabootst en ons vooral confronteert met hoe weinig vervangen kan worden zonder dat er ook iets relationeels verloren gaat.
Deze alien, Artificial Intelligence (AI), maakt deel uit van een bredere beweging van digitalisering en data-intensivering die ook andere domeinen – van mobiliteit tot onderwijs – in rap tempo verandert. Dit themanummer komt voort uit het jaarcongres van de Vereniging voor Filosofie en Geneeskunde (VFG) waarin het thema ‘AI in de zorg – Zorgen om AI’ centraal stond. De lezingen op dit congres vormen de basis voor dit themanummer. Want onherroepelijk moeten we ons tot deze veranderingen verhouden.
De vraag is alleen: op welke manier? Het antwoord op die vraag laat zich niet alleen vinden in techniek, maar ook in de manier waarop zorgprofessionals, ontwerpers, beleidsmakers en patiënten samen vormgeven aan wat zorg is. Bejegenen we deze alien als compagnon op de route die ons ondersteunt in hoogtechnologische handelingen? Of behandelen we haar als instrument dat “goed genoeg” taken overneemt die wij uit tijdgebrek of personele krapte niet meer kunnen uitvoeren? Of, spannender nog, laten we haar uitgroeien tot een soort alwetende gids, op wie we vertrouwelijker gaan leunen dan ons lief is? Wat opvalt, is dat we onze houding niet één-op-één kunnen kopiëren uit andere domeinen. Juist de zorg bestaat uit twee substantieel verschillende werelden: die van hoogcomplex technisch kunnen en die van relationele gevoeligheid en morele afstemming. In de eerste wereld kunnen we ons AI goed voorstellen als compagnon, mits die in dienst staat van autonomie en menselijkheid – zoals Pim Haselager laat zien in zijn bijdrage over empathische zorgomgevingen. Slimme technologie kan bedoeld zijn om zelfredzaamheid te vergroten, maar kan (wanneer zij te veel gaat meekijken) ook leiden tot zorg-surveillance en verlies van zelfstandigheid. In de tweede wereld, het contextgebonden mensenwerk, sluipt iets anders binnen. Daar dreigt AI eerder te worden ingezet als instrumentele oplossing voor tekorten; “goed genoeg” in plaats van goed. Tijdens het congres werd vanuit het zorgverlenersperspectief (o.a. door Diederik Gommers) terecht gewezen op dat risico. We kunnen zo hongerig zijn naar verlichting van werkdruk dat we vergeten te vragen welke morele rolverandering we eigenlijk organiseren.
En dan is er nog iets. Zelfs als AI beter is in een diagnostische taak – sneller, preciezer – resteert de vraag wie de verantwoordelijkheid draagt en wat er verloren gaat aan praktische wijsheid wanneer we die uitbesteden. Anco Peeters onderzoekt in zijn bijdrage hoe inzet van generatieve AI het oefenen van empathie en phronesis kan uithollen; niet omdat AI ondeugdelijk is, maar omdat zorg zelf een morele oefenpraktijk is. Steef Kurstjens laat in zijn bijdrage over ChatGPT op de spoedeisende hulp zien dat generatieve AI indrukwekkend kan presteren, maar tegelijk vragen oproept over verantwoordelijkheid, uitlegbaarheid en de mogelijke verarming van klinisch redeneren. Wat gebeurt er dan met de stem van de patiënt? Giorgia Pozzi laat zien hoe snel die stem epistemisch gedevalueerd raakt zodra een AI-systeem autoriteit krijgt in de spreekkamer. Michel Vitale herinnert ons er bovendien aan dat zelfs het woord artificial intelligence verwachtingen oproept die onze verhouding tot technologie vertekenen, juist in gevoelige domeinen zoals screening, waar vertrouwen en transparantie essentieel zijn. In het interview met Maartje Schermer komt de bredere vraag aan bod hoe we AI verantwoord kunnen integreren in de zorg zonder te vervallen in deskilling, verlies van menselijkheid of nieuwe vormen van ongelijkheid. Monique Hendriks laat in haar poëtische bijdrage zien dat AI misschien geen alwetende machine is, maar eerder een peuter die nog moet worden opgevoed – wat de vraag naar waarden en zingeving in de zorg opnieuw op scherp zet.
Wij hopen dat dit themanummer niet zozeer antwoorden geeft op de vraag hoe het moet, maar vooral uitnodigt tot een zorgvuldiger vorm van vragen stellen. Niet: “kan AI dit al?”, maar: “hoe willen wij ons tot dit nieuwe, deels nog onbegrepen wezen verhouden, zodat niet de zorg zich aanpast aan techniek, maar technologie zich laat vormen door wat zorg wezenlijk maakt?”